Stam

Maandag, 1 juli 2002
Nederland is een dichtbevolkt land. Wegen en treinen zitten vol.

Om mentaal te ontsnappen aan hun landgenoten, leven Nederlanders in stilte langs elkaar heen. Lawaai maken is hier bijna een misdrijf. Toeristen uit ruimere landen vallen op door hun volume.

Net als in de USA zijn auto's mobiele, privé eilandjes. In de trein staren de meeste mensen zwijgend voor zich uit. Ze scheppen hun eigen mentale eiland, met hun medereizigers hebben ze nadrukkelijk niets te maken. Het zijn anonieme individuen, van verschillende stammen, door het toeval bij elkaar gebracht in een staat van tijdelijke vrede.

Dat stamverschil wordt pas duidelijk als er iemand mobiel begint te bellen. Zo'n mobieltje is de moderne tam-tam, een lawaaiïge identificatie die de anonieme medereiziger transformeert tot lid van een vooral vreemde stam. Binnen enkele seconden worden de verbale stamkleuren duidelijk:

  • Een medewerker van een concurrerend bedrijf?
  • Iemand met een compleet ander beroep?
  • Een scholier die nog niet aan werken denkt?
  • Een enthousiast lid van een of andere sportclub?
  • Een huisvader die wil weten wat de pot schaft?
  • Een toerist die een onbegrijpelijke taal spreekt?
De beller heeft als enige contact met zijn achterban. Wat de verbale stamkleuren ook zijn, een beller grijpt de kans om zich te distantiëren van de overige reizigers. Die degraderen tot een club anonieme, stamloze individuen.

Zijn rinkelende mobieltjes daarom zo irritant voor de stille Nederlanders? Zijn die beltonen meer dan een bedreiging van de stilte? Zijn ze een aankondiging van oorlogsklanken? Een komende aanval van een rivale stam?

Tot de volgende week,
Henk Jan Nootenboom