|
|
Schaak
- Als je de andere koning kunt slaan dan staat hij schaak.
- De zwarte koning staat schaak want de witte koningin kan hem slaan.
- Die koning moet dan
- weg stappen,
- of hulp krijgen van zijn stukken,
- of zelf de aanvaller slaan.
- Een koning mag nooit schaak blijven staan.
- Je mag je eigen koning ook nooit schaak zetten.
|
|