2. De zon schijnt me wakker.
![]() | 3. Het ontbijt is eenvoudig: brood, kaas, zoute pinda's, water. | 4. Ik rol m'n swag op en fiets in de koele uren van de ochtend. | |
1. M'n swag ligt met de kop naar het oosten. |
| 5. Dat gaat een paar uur lekker, tot het te warm wordt. | |
16. Morgen zal de zon me weer wakker schijnen. | 6. Dan zoek ik schaduw op, voor lunch en een uitgebreide siësta. | ||
15. De tijd draait rond. | 7. Aan het eind van de middag is het weer koel genoeg om verder te fietsen. | ||
14. De melkweg draait 's nachts langzaam rond, als een gigantische klok.
![]() | 8. Naar accommodatie hoef ik niet te zoeken. | ||
13. De eerste sterren worden zichtbaar.
![]() | 9. Slapen kan overal.
![]() | ||
12. Het voeteneinde gaat richting zonsondergang.
![]() | 11. Tegen zonsondergang rol ik m'n swag uit.
![]() | 10. Australië is mijn huis. |
Tot
de volgende noot,
Henk Jan Nootenboom
In Aboriginal cultuur is de tijd rond.